top of page

Hoe best oefenen?

Belangrijke tips om goed te oefenen.

Luister, kijk en praat

  • Luister en kijk naar je kind.

    • Wat zegt het? Wat wil het zeggen? Voelt het zich goed? Heeft je kind het moeilijk?

  • Praat met je kind: bespreek de moeilijkheden en eventuele beslissingen met het kind.

    •  ‘Wat gaan we doen? Hoe gaan we dit doen? Wat kun jij al goed? Wat is nog moeilijk?’.

Tijd, rust en ruimte

  • Geef het kind thuis de tijd en de ruimte om te oefenen, te spelen en te leren.

    • Laat het kind tekenen, schrijven, knutselen en bewegen.

  • Ideaal is vaste en regelmatige tijdstippen.

  • Zorg voor rustige momenten voor het oefenen en leren.

Positief, optimistisch, plezierig en speels

  • Benoem wat goed gaat en wees altijd positief.

  • Zorg ervoor dat het oefenen geen bron van spanning wordt.

  • Lach veel samen met je kind en doe naast het oefenen ook andere leuke dingen.

  • Wees optimistisch en schep verwachtingen naar de toekomst: ’Het is bijna gelukt!’

Structuur en duidelijkheid

  • Structuur in materiaal.

    • ​Bij het beginnen aan een oefening moet het duidelijk zijn wat er wordt verwacht. 

      • Bijvoorbeeld het doorlopen van een doolhof of figuren vervolledigen.

  • Structuur in aanbieding van de oefeningen.

    • Alle aspecten van de oefening moeten duidelijk zijn.

      • Wat moet je doen? Waar gaan we dit doen? Hoeveel keer? Waar moet je beginnen?

  • Structuur in houding en eisen. 

    • Zorg voor een consequente aanpak.

      • We oefenen eventueel steeds op hetzelfde moment.

      • We houden vol, we werken alles af, eerst oefenen en daarna mag je spelen.

Kunnen lukken en mogen falen

  • Als een kind lukt, krijgt hij een positief gevoel.

    • Als hij hierbij ook nog een positieve opmerking krijgt, wordt het positief gevoel versterkt.

      • Hierdoor krijgt het kind zelfvertrouwen en wil hij verder oefenen.

  • Kies voor realistische, haalbare opdrachten.

  • Verlaag de verwachtingen.

    • Zo zorg je ervoor dat het kind succes kan ervaren.​

  • Het kind mag falen! Fouten maken is normaal! Van fouten kan je leren!

Samenwerken en uitdagen

  • Ga naast je kind zitten en werk samen. Doe het niet voor hem, maar sta hem bij.

  • Laat je kind samen met jou ervaren dat oefenen leuk kan zijn.

  • Toon je kind dat samen proberen en je inzetten belangrijker is dan het resultaat.

  • Bied uitdagingen aan.

    • ’Kun jij dit ook?’, ‘Nu komt er iets moeilijks, ik ben benieuwd of je dit wel kunt.’

  • Geef het kind het gevoel dat hij samen met jou bijleert en vooruit gaat.

    • Maak met grafieken, getallen en tekeningen duidelijk dat er verbetering optreedt.

Oplossingsgericht en probleemgevoelig

  • Stel veel vragen aan je kind.

    • ’Wat ga je doen?’, ‘wat is er moeilijk?’

  • Als het kind zegt ‘ik weet het niet’ of ‘wat moet ik doen?’,

    • Probeer dan eens de vraag terug te kaatsen en te antwoorden met een wedervraag.

      • ‘Wat denk je dat je moet doen?’, ‘Hoe zou je dit kunnen oplossen?’.

  • Laat het kind kijken naar een opdracht.

    • Zoeken naar het probleem, naar de moeilijkheden en mogelijke oplossingen.

bottom of page