top of page

Wat is psychomotoriek?

Hoe mooi het leven is

Leer je niet door ernaar te kijken

Of door erover te praten

Alleen de rijkdom, de complexiteit

Die ons leven doormaakt

Moet je met je lichaam

Aanvoelen en inschatten

Ervaren en ondergaan

Zo diep

Dat je lijf zelf

Er deel aan krijgt

Marc Litière

Psychomotoriek is een deeldomein van de kinesitherapie en richt zich op de ontwikkeling van het kind in zijn geheel: het bewegen, het cognitieve en het emotionele.

Het belang van bewegen

Door te bewegen leren kinderen zichzelf, hun lichaam en hun omgeving kennen. Het bewegen en de ontwikkeling van het ‘ik’ zijn met elkaar verbonden. Bewegen is echter maar één onderdeel van het gedrag dat uit verschillende aspecten bestaat. Als een van deze aspecten zich niet optimaal ontwikkelt, raakt het gedrag als geheel uit zijn evenwicht.

De motoriek ligt aan de basis van de ontwikkeling

Een kind neemt tijdens de beweging waar dat het beweegt, maar ook merkt het dat de verhouding ten opzichte van de buitenwereld verandert. Door te bewegen oefent het kind dus een invloed uit op de buitenwereld. Dit kan dan opnieuw aanleiding geven tot waarnemingen en nieuwe bewegingen.

Als de motoriek van een kind niet op tijd tot ontwikkeling komt, is het risico aanwezig dat er in de verdere ontwikkeling van kennis en vaardigheden stoornissen optreden. Bewegingen en handelingen worden dan niet automatisch uitgevoerd. Waarnemen en bewegen raken in dat geval niet zo goed op elkaar afgestemd. Er wordt maar in beperkte mate informatie opgedaan.

Psychomotoriek: bewegen is menselijk gedrag

Psychomotoriek vertrekt van het principe dat alle menselijke gedragingen bestaan uit drie belangrijke aspecten: motoriek, kennis, emoties. We spreken ook over het verband tussen kunnen, kennen en willen.

Psychomotoriek duidt dus op het verband dat er bestaat tussen het psychologische en het motorische. Dat wil zeggen dat er steeds een onderlinge wisselwerking is tussen het cognitieve, het emotionele en de beweging van het kind. Elke gedraging, elke activiteit draagt deze drie componenten in zich.

Een component die de overhand krijgt, bepaald of een gedrag hoofdzakelijk motorisch, cognitief of emotioneel bepaald is.

Als  we als psychomotorisch therapeut of psychomotorisch diagnosticus de mogelijkheden van een kind willen testen of begeleiden, zullen we dus de motorische mogelijkheden onderzoeken, terwijl we voortdurend alert zijn voor de twee andere componenten, namelijk het emotionele en het cognitieve.

Bij de motorische mogelijkheden van een kind kunnen er op verschillende manieren problemen optreden. Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen fijnmotoriek, grootmotoriek, coördinatie en psychomotoriek.

Onder fijnmotoriek verstaan we motorische vaardigheden waarbij je met je handen je vingers fijne bewegingen maken. Het betreft precieze, nauwkeurige activiteiten. Activiteiten zoals kralen rijgen, tekenen, inkleuren, schrijven, knutselen zijn voorbeelden van fijnmotorische activiteiten.

Onder grootmotoriek verstaan we activiteiten waarbij het hele lichaam wordt gebruikt en waarbij de nauwkeurigheid niet zo’n grote rol speelt. Activiteiten zoals lopen, springen, rollen, klimmen, zwaaien, kruipen en de trap op en afgaan zijn grootmotorische vaardigheden.

Onder coördinatie verstaan we activiteiten waarbij verschillende bewegingen tegelijk moeten gebeuren of waarbij verschillende lichaamsdelen moeten samenwerken. Het werpen en vangen van een bal, hinkelen, springen met de benen open en dicht, huppelen, een instrument bespelen en verschillende sporten zijn coördinatieactiviteiten.

Coördinatieactiviteiten kunnen zowel hoofdzakelijk fijnmotorisch als hoofdzakelijk grootmotorisch zijn. Schrijven, lijnen volgen met een potlood en knippen zijn voor een deel fijnmotorische activiteiten waarbij het samenspel tussen de ogen en de hand belangrijk is.

 

We spreken van oog handcoördinatie of van samenwerking tussen ogen en handen. Jongleren met een bal aan de voet, je evenwicht behouden terwijl je achteruit loopt, fietsen, tennis en zwemmen zijn coördinatievaardigheden die hoofdzakelijk grootmotorisch zijn. Coördinatie is dus een harmonisch samenwerken van lichaamsdelen om doelgerichte beweging acties uit te voeren.

Een kind dat nu problemen heeft met de psychomotoriek, heeft het moeilijk op motorisch vlak (fijnmotoriek, grootmotoriek of coördinatie), maar soms ook met aandacht, inzicht, volhouden, taakhouding, ruimtelijk inzicht, stilzitten of angst om te falen. Naast de motorische problemen kunnen er dus ook problemen met het cognitieve en/of het emotionele aanwezig zijn.

Lichaam

Motoriek

Kennis

Cognitieve

Emoties

Affectieve

bottom of page